Overslaan en naar de inhoud gaan
IVV is geaccrediteerd door UNESCO als expertisecentrum voor Immaterieel Cultureel Erfgoed

Vrijwilligers en tarwevelden

Een tarweveld van één hectare oogsten en verwerken, vraagt 350 mens-uren. Gelukkig helpen machines de moderne landbouwer om de klus te klaren. Maar hoe zit het op het volkskunst-veld, of nog ruimer: hoe klaren we de klus in de sector van immaterieel cultureel erfgoed?

Fietsend door de uitgestrekte Westvlaamse polders mocht ik de voorbije oogstmaand eens te meer de pikdorsers bewonderen. Die immense machines slagen erin om al maaiend stro van tarwe te scheiden. Ze banen zich een weg doorheen de korenhalmen: oogsten lijkt wel kinderspel. Dat is uiteraard maar schijn. Vooraleer geoogst kan worden moeten de omstandigheden meezitten. Nu mag zaaien en bemesten ook al via GPS gestuurd worden, als het weer niet meezit, valt de oogst tegen, met of zonder pikdorsers. Globaal genomen zijn de boeren tevreden dit jaar. De oogst aan graangewassen, aardappelen en maïs oogt veelbelovend. Appelen, peren en wijngaarden hebben wel te lijden gehad onder de late nachtvorst. Het blijft moeilijk om op alle fronten te scoren.

Toen ik op de infopanelen in de polder las welke inspanningen vroeger moesten geleverd worden om de oogst binnen te halen, herinnerde ik mij hoe ik in mijn lagereschooltijd ging helpen op de boerderij, bij mijn vriend Niek. Begin augustus werd de hele familie opgetrommeld voor de oogst(1). Een stevig boerenpaard trok de maaimachine door het koren. Telkens er een reep was afgemaaid, mocht ik het paard keren en terugrijden om een volgende rij halmen een kop kleiner te maken. De afgemaaide tarwe werd in schoven gestapeld om te drogen(2). Daarna volgde het dorsen op de boerderij. Het stro werd gebonden en de tarwe zo droog mogelijk bewaard. Nu gaat de tarwe grotendeels naar het vee, als veevoeder. Onze inlandse tarwe rijpt te traag. Brood met inlands meel gebakken is daardoor te zacht(3). Maar toch blijven graangewassen, aardappelen en maïs belangrijke grondstoffen in onze voedselketen.

Grondstoffen verwerken tot bruikbare materie. Het behoort tot de primaire sector. Ook in de sector van immaterieel erfgoed verwerken we ‘grondstoffen’. We werken met materie en inhoud gerijpt uit het verleden. De uitdaging bestaat erin de gemeenschap daarmee te ‘voeden’ in het heden en de toekomst. Om dat te klaren moet de gehele erfgoedfamilie de akker op. Er zijn geen pikdorsers om het werk met de blote hand te vervangen. Handen, voeten en denkwerk van vrijwilligers maken het werk lichter. Professionele begeleiding helpt hierbij.

FARO, het steunpunt voor het roerend en immaterieel cultureel erfgoedveld, organiseert op 17 oktober e.k. een studiedag ‘Vrijwilligers binnen uw erfgoedorganisatie: van onzichtbaar naar onmisbaar?’(4) Tijdens de studiedag zal toelichting gegeven worden bij een grootschalig onderzoek over vrijwilligerswerk in Nederlandse musea. De museumsector wordt hier als voorbeeld genomen om aan te tonen hoe onmisbaar vrijwilligers zijn geworden om musea te ondersteunen, zelfs voor de meer fundamentele aspecten van erfgoedwerking.

Wie werkzaam is in volkskunstgroepen en meer algemeen volkskunst beoefent, weet al lang wat Nederlandse onderzoekers zullen komen vertellen. Groepswerking, gemeenschapscultuur en zelfs opzetten van permanente structuren, kan niet zonder vrijwilligers. Het is goed dat professionele organisaties met betaalde werkkrachten studiedagen organiseren, maar dat blijft een centripetale aanpak. Dit wil zeggen: vrijwilligers worden geacht zich te interesseren voor wat vzw’s met betaalde werkkrachten te bieden hebben. De inzet en slagkracht van deze werkkrachten wordt steeds minder vrijblijvend in de toekomst. Met name Heemkunde Vlaanderen, Familiekunde Vlaanderen en LECA (= Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag) slaan de handen in mekaar om via een fusie een nieuwe organisatie te creëren. Deze nieuwe organisatie moet het trefpunt worden voor de studie van het ‘leven van elke dag’. Het is een ambitieus project. Hopelijk blijven alle medewerkers aan het werk. In hoeverre zal een dergelijke fusie leiden tot een gesubsidieerde reuzemonoliet met minimale toegankelijkheid? Een organisatie die zich vooral zal bezighouden met het maken van ambitieuze beleidsplannen, het schrijven van jaarverslagen, het organiseren van werkstonden en studiedagen, het samenstellen van websites met mededelingen en aankondigingen opgepikt van de werkvloer, het continu intern overleggen?

Foei, foei, dat klinkt bijzonder negatief. We kunnen de moedige fusie-inspanningen ook op een positieve manier bekijken. We stellen vast dat er (bijna) geen gesubsidieerde partners meer zijn die zich betrokken voelen bij volksdans, volksdansmuziek, vendelspel en streekdrachten. Volkskunstgroepen worden geacht hun eigen boontjes te doppen. Zowel de middelen als de inspiratie moeten komen van vrijwilligers. Indien bovengenoemde fusie een sterke ‘pool’ oplevert van experten, ware het interessant dat deze experten zich wagen aan een centrifugale beweging. Centrifugaal wil zeggen: zich persoonlijk inzetten op het rijke werkveld. Volkskunst baadt in het leven van elke dag. Lieve experten, kom dus vanachter jullie computer vandaan en durf bewegen tussen de tienduizenden vrijwilligers. Snuif het enthousiasme op van gemeenschappen die met authenticiteit bezig zijn. Vorm één geheel met de vrijwillige werkmens. Een dergelijke beweging heeft niet enkel te maken met expertise. Ze vraagt een grote flexibiliteit, wetende dat wij als vrijwilligers vooral na de uren presteren en tijdens onze (schaarse) vrije tijd. ‘Het leven van iedere dag’ zoals mooi wordt aangekondigd, speelt zich niet af van 9 tot 17u. Het is verdomd hard werken 24 uur op 24 en 7 dagen op 7. Het zou van een revolutionaire aanpak getuigen indien de op te richten organisatie zijn medewerkers zou uitsturen om talenten te vermenigvuldigen en lasten te dragen. Per sector kan er een levend aanspreekpunt gegarandeerd worden, geen ver familielid, maar een naaste gebuur. Op dit ogenblik nog Utopia, maar toch realiseerbaar met de inspiratie van die onmisbare vrijwilligers.

Het verenigingsleven is geen picknick. Toch werkt het inspirerend. Tal van volkskunstgroepen slagen erin om kleur te geven aan dat leven van elke dag. Gesubsidieerden en vrijwilligers samen op één akker. Het doet ons denken aan bloemenweiden waarin - mits enige kundigheid in het kiezen van de soorten - vele bloemen vanaf de lente tot de late zomer zorgen voor een dynamische biotoop. Op het einde van de bloeicycli komen de zaden. Die worden door maaien terug aan de grond toevertrouwd om te zorgen voor bloei het jaar daarop. Te mooi om waar te zijn wat volkskunst betreft? Laten we blijven geloven in de kracht van het positieve denken. Dat geloof heeft ons al meer dan eens gered, waarvoor dank aan al die onmisbare vrijwilligers!

Gert Laekeman
Voorzitter IVV


(1) Langdurige schoolvakanties in de zomer vinden trouwens hun oorsprong in het beschikbaar houden van kinderen voor de arbeid op het veld.

(2) Beweging die uitgebeeld wordt in de dans Oogstkoekenkermis: zie de IVV uitgave ‘Achtel zalig oord’. Voor bestelling zie catalogus: http://www.instituutvlaamsevolkskunst.be/sites/www.instituutvlaamsevolk… (geraadpleegd op 1 september 2017).

(3) Door het trager rijpen van de tarwe, wordt het zetmeel al gedeeltelijk enzymatisch geknipt in de korrel. Dat leidt tot kortere ketens. Brood met dit zetmeel gebakken voelt sponsachtig aan. Het meest bekende experiment met inlandse tarwe was het zogenaamde EXPO Brood. Voor bijkomende informatie zie: http://www.hetvirtueleland.be/items/show/36494/ (geraadpleegd op 1 september 2017).

(4) Voor meer informatie zie: https://faro.be/zoek?search_api_fulltext=vrijwilligers (geraadpleegd op 1 september 2017).

 

x

Please add some content in Animated Sidebar block region. For more information please refer to this tutorial page:

Add content in animated sidebar