Ontstaan Streekdrachtencommissie
De nood aan streekdrachten voor podiumoptredens
Het groeiend aantal uitvoeringen in binnen- en buitenland, en vooral de confrontatie met groepen en ensembles uit andere landen, plaatsten onze volksdansbeoefenaars voor de noodzaak ... op het podium te komen, getooid in eigen streekdracht. Elk festival is immers een caleidoscoop van kledijvormen en kleuren. Maar ... wat konden wij brengen? Het was een vraag zonder zo maar een pasklaar antwoord. Er was in Vlaanderen nog nooit een ernstig en uitgebreid onderzoek gebeurd naar streekdrachten in onze provincies.
De Streekdrachtencommissie van Schoten in 1982
In het Kasteel van Schoten konden in een beperkt aantal personen worden samen gebracht rond streekdrachten op 6 februari 1982. Het waren personen die betrokken waren bij de volkskunstwereld, de modewereld, het geschiedkundig onderzoek op lokaal vlak, de musea en het snit en naadonderwijs. De basisleggers van de Streekdrachtencommissie waren: * Henri Vannoppen, de historicus uit Erps-Kwerps (Vlaams-Brabant), die al heel wat gepubliceerd had rond streekdrachten en die heel wat gegevens had weten te verzamelen. * Frieda Sorber, kunsthistorica en conservator van het Textielmuseum Vrieselhof te Oelegem (provincie Antwerpen) * Frans Geens uit Schoten (provincie Antwerpen), voorzitter van het Instituut voor Vlaamse Volkskunst * Etienne Vankeirsbilck uit Oostrozebeke (provincie West-Vlaanderen), die in West-Vlaanderen al heel wat opzoekingwerk had gedaan * Gerda Pil uit Lampernisse (provincie West-Vlaanderen), lesgeefster in het beroepsonderwijs * Luc Indesteege uit Diepenbeek (provincie Limburg), die in Limburg al heel wat genoteerd had.
Henri Vannoppen werd aangeduid als voorzitter van de Streekdrachtencommissie.
Een nieuwe vorm van wetenschappelijk onderzoek drong zich op.
Men vertrok van enkele bestaande studies zoals deze van P. Sterkens-Cieters en M. Van de Wael. Deze onderzoekers hadden tijdens het interbellum dragers van streekdrachten ondervraagd en gefotografeerd. Ze hadden ook heel wat zolders van bejaardentehuizen onderzocht en daar oude kledij gevonden. De volgende stap was op zoek gaan naar nieuwe bronnen. Dit gebeurde via de eerste studies van Henri Vannoppen. En zo begon elke medewerk intens veldwerk te verrichten in zijn eigen regio. Het werd speurwerk in oude prenten en foto´s, heel wat romans werden nagelezen, signalementen van verdwenen personen werden opgezocht, heemmusea en bejaardenhuizen werden bezocht. Ook heel wat kleurrijke schilderijen kwamen naar voor. De grote vernieuwingen in het wetenschappelijk onderzoek waren de signalementen en de 19e eeuwse schilderijen. Bij het veldwerk werd geen enkele mogelijke informatiebron over het hoofd gezien. Het verzamelde materiaal werd per provincie gerangschikt. Dat was interessant voor de medewerkers om de verspreiding van bepaalde kledijonderdelen na te gaan. Zelfs een lijst van dialectwoorden rond de kledij werd aangelegd.